Als je vanuit Sevilla over de Via de la Plata naar Santiago de Compostela pelgrimeert, kun je niet om haar heen. In bijna alle kerken vind je wel een afbeelding van haar of tref je op de stoep voor de ingang van de kerk de woorden Solo Dios Basta aan. In 2015 werden bij gelegenheid van haar 500ste geboortejaar in talloze tijdschriften artikelen gepubliceerd en tentoonstellingen aan haar gewijd.
In Nederland ontwierp een jonge glazenier een raam over haar persoon. Ik doel op Teresa van Ávila of Teresa de Jesús. Wie was deze vrouw, die veertig jaar na haar dood al heilig werd verklaard en in 1970 door paus Paulus VI tot eerste vrouwelijke kerkleraar werd benoemd?
Teresa de Cepeda y Ahumada werd op 28 maart 1515 in Ávila geboren en is op 4 oktober 1582 in Alba de Tormes (bij Salamanca) overleden. De dag erna werd ze begraven in de kapel van het convent van Alba. Omdat paus Gregorius XIII op die dag de juliaanse kalender verving door de gregoriaanse, werden tien dagen van de maand geschrapt en volgde op dag 4 de vijftiende oktober, wat later de feestdag van Teresa werd.
Haar tijd en omgeving
Na de definitieve overwinning van het katholieke koningsechtpaar Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië op de Moren (1492), kent Spanje een eeuw van grote voorspoed. De succesvolle ontdekking van Amerika zorgt voor een groeiende macht en rijkdom. Tegelijk neemt ook de macht van de kerk toe; en de afkeer van andersgelovigen. Konden onder de Moorse overheersing christenen en joden in beperkte mate hun geloof belijden, nu dient iedereen zich tot het katholicisme te bekeren of uit Spanje te vertrekken.
Teresa’s grootvader van vaders kant is een ‘converso’, een door die dwang tot het katholiek geloof overgestapte jood. Haar vader, een vermogend man, behoort tot de lagere adel. Ondanks die bekering en die positie wordt de familie niet echt als lid van de gemeenschap geaccepteerd. De gevoelige Teresa zal die achterstelling gemerkt hebben. Ze geeft de voorkeur aan de achternaam van haar katholieke moeder, de Ahumada, die overlijdt als ze 13 jaar is. Godsdienstig wordt ze streng katholiek opgevoed. Heiligenlevens en verhalen over kinderen die door de Moren zijn vermoord, spreken haar aan. Als kind bouwt ze met broers en zussen kluizenaarshutten in de tuin. Bij een strenggelovige oom van haar leest zij een mystiek getinte brief van de heilige Hieronymus en komt de gedachte op om kloosterzuster te worden. In deze omgeving groeit de leergierige Teresa uit tot een vrouw met veel gezichten: non, zoekster, feministe, stichteres, raadgeefster, schrijfster, dichteres, mystica, heilige.
Spinrokken en rozenkrans
Al vroeg zoekt Teresa – tot ziek worden toe -naar haar juiste plek in het leven en twijfelt zij over haar toekomst. Moet ze ervoor kiezen een onderdanige getrouwde (huis-)vrouw te worden en een aan een man onderdanig leven te gaan leiden? Of zal ze kloosterzuster worden en daardoor juist de nodige vrijheid krijgen? Uiteindelijk kiest ze na enkele zware crisissen voor het laatste. Op 20-jarige leeftijd treedt ze toe tot het karmelietenklooster in Ávila. Het kloosterleven neemt in deze tijd een loopje met de oorspronkelijke regel van de berg Carmel. Zusters brengen een ‘bruidschat’ in, hebben eigen personeel in dienst, mogen buiten het klooster gaan en kunnen onbeperkt mensen ontvangen. Van een sober kloosterleven, waarbij de kloosterlingen het moeten hebben van giften, is geen sprake.
Deze situatie zal Teresa steeds meer tegen de haren instrijken en haar tot de overtuiging brengen dat het toch heel anders kan en moet. Onophoudelijk blijft zij door ascese, boetedoening en meditatie nieuwe wegen zoeken naar hoe een leven verbonden met God er uit moet zien. Voor haar is bidden niets anders dan een ontmoeting met een vriend. Je weet je door hem bemind en bent vaak met hem alleen. Al haar gedachten legt zij vast in haar boeken en aantekeningen. Deze ervaringen deelt ze met haar biechtvaders om alle twijfel bij haarzelf weg te nemen. Het is voor die tijd een zeldzaamheid, dat een vrouw over zichzelf schrijft en dat dan ook nog in de volkstaal doet. In de gesprekken met haar biechtvaders komt deze vrouwonvriendelijke visie geregeld tot uiting en wordt zij gevraagd teksten door te halen en gedachten uit haar hoofd te zetten. Vrouwen moeten zich met spinrokken en de rozenkrans bezighouden en zich om andere vormen van vroomheden maar niet bekommeren, zo is de overtuiging
God alleen is genoeg
In 1554 komt ze tijdens een meditatie bij een beeld van de lijdende en geboeide Jezus tot een ommekeer. Dat breekt haar hart, brengt haar tot intens huilen en geeft haar een grote innerlijke vrede. Ze voelt nu dat God met haar is. In haar visoenen en verschijningen is haar steeds meer duidelijk geworden, dat de idealen van afgeslotenheid en ruimte voor innerlijk gebed weer terug moeten komen. ‘Laat niets je verontrusten, laat niets je beangstigen, alles gaat voorbij. God verandert nooit. Geduld bereikt alles; wie God heeft ontbreekt het aan niets: God alleen is genoeg.’
Teresa treedt uit het klooster. Het is God die haar gevraagd heeft nieuwe huizen van gebed te stichten. Samen met enkele andere vrouwen sticht zij in 1562 in Ávila het klooster Carmelo de San José (de orde van de Ongeschoeide Karmelietessen). Zij gaat zich Teresa de Jesús noemen. Nu kan zij het ideaal van de oude kluizenaarsorde zo zuiver mogelijk gaan beleven. Deze daad wordt haar door de plaatselijke kerk en haar vroegere kloostergenoten niet in dank afgenomen. Later begint ze ook te reizen en sticht ze, met als leidraad armoede, gebed en afzondering, in 20 jaar tijd vele kloosters in de grotere Spaanse steden. Dit doet ze vaak tegen de verdrukking in, want hervorming betekent voor haar versobering. Met hulp van Johannes van het Kruis zal zij ook mannelijke kloosters hervormen.
Van rups tot vlinder
Door Teresa’s brieven en haar boeken weten we veel over haar strijd, ervaringen en denken. In de beschrijving van haar zoektochten naar gebed en contact met God gebruikt zij heldere beelden, die ze vanuit persoonlijke ervaringen beschrijft. Zo maakt zij, die zich voor Gods ogen niet meer dan een worm vindt, de vergelijking met een vlinder. Die wordt als een worm of rups eerst tot een cocon. En daarna komt er een kleine witte vlinder uit tevoorschijn, die op een onvoorstelbaar unieke vlucht naar God toe wegvliegt. Van wat die vlinder beleeft of ervaart kan die worm geen weet hebben. Pas door te voltooien waarvoor je bent geschapen, aan de wereld te sterven en weg te gaan van jezelf kun je naar God toe, zo is haar inzicht. Spiritualiteit gebeurt door en in het leven, de ervaringen. Dat bidden niet los staat van het leven, maar een proces is dat het leven omvormt, blijkt uit een opgetekende verzuchting van Teresa: ‘Onze-Lieve-Heer is ook in de keuken te vinden, als je daar met potten en pannen in de weer bent.’
In haar latere Vida, haar levensbeschrijving, vergelijkt Teresa de verschillende stadia van bidden met vier manieren voor de hovenier om zijn tuin te besproeien. Dat kan hij doen door met veel inspanning water uit een put te halen (mondgebed), door met minder moeite met een scheprad water omhoog te brengen (inwendig gebed), door – nog makkelijker – te profiteren van water vanuit een rivier of beek (gebed van inkeer). Maar het beste is via de regen, want dan besproeit de Heer zelf de tuin (gebed van vereniging).
In een ander boek over de stadia van het mystieke leven, De Innerlijke burcht, beschrijft ze de fasen van de mystieke weg weer op een andere manier. Hierin vergelijkt zij de ziel met een kristallen burcht, die zeven kamers telt. In het binnenste vertrek woont God. Maar voor men bij Hem is, moet men eerst door de andere zes vertrekken, waarin men te maken krijgt met wereldse, duivelse machten.
Naast de vele brieven zijn andere werken van haar: Weg der volmaaktheid (over het gebedsleven), Boek der kloosterstichtingen en Constituties. Haar werk wordt gerekend tot de klassieke Spaanse letterkunde.
Open boek
Teresa sterft een rustige en vreugdevolle dood, ‘want ik sterf omdat ik niet sterf’. Op het moment van sterven wordt haar hart brandend doorboord, zoals zij eerder al eens in een visioen had waargenomen hoe een engel met een vurige pijl haar hart doorboorde. Hierin ligt een duidelijke verwijzing naar en overeenkomst met Jezus aan het kruis.
Paus Paulus V verklaarde Teresa de Jesús op 24 april 1614 zalig. Op 12 maart 1622 volgt door Gregorius XV haar heiligverklaring als ‘Mater spiritualium’ (moeder van hen die een geestelijk leven leiden). Dit gebeurt tegelijk met nog vier Spanjaarden: Isidorus van Madrid , Ignatius van Loyola, Franciscus Xaverius en Philippus Neri. In 1617 riep het Spaanse parlement haar uit tot patrones van Spanje, naast Santiago. Daarnaast is zij patrones van de karmelietenorde, van passementsmakers (ze stelde handenarbeid verplicht in haar klooster), van schoenvetermakers, Spaanse schrijvers, van lijders aan hoofdpijn en hartkwalen. Ze wordt aangeroepen door hen die behoefte hebben aan genade en voor hulp om goed te kunnen bidden.
Teresa wordt afgebeeld als doctor van de kerk, met een open boek en een veer om te schrijven. Ook zien we haar met een duif in de buurt of op de schouder, die de H. Geest symboliseert. Ook in bruine pij met bruin scapulier, witte halssluier, zwarte bovensluier en witte mantel (karmelietes). Soms ook draagt ze een baret, ketting of insignes van het eredoctoraat van de universiteit van Salamanca.
Anna Rijken, met grote interesse in theologie en mystiek, maakte dit Teresa-raam in 2015 als eindwerkstuk van haar opleiding. Eind 2015 is het in de doopkapel van de Petrusbasiliek in Boxmeer geplaatst.
Van boven naar beneden ziet men:
+ het wapen van de geschoeide Karmel;
+ de duif die verwijst naar het door de Geest geïnspireerde schrijverschap;
+ de rups (in het gras onder) en de vlinder verwijzen naar de transformatie van de ziel op weg naar God;
+ Teresa als jonge vrouw met boek en schrijversveer en kerklerares;
+ de regen in de tuin van de ziel;
+ de rozen als symbool van de liefde tussen de ziel en God;
+ het levende water in het derde gebedsstadium;
+ de ziel als een kristallen burcht.
(dit artikel van mijn hand is ook gepubliceerd in “Jacobsstaf” nr. 111 van september 2016, een uitgave van het Nederlands Genootschap van Sint Jacob; de foto’s zijn door mij gemaakt)