Toen rond de jaarwisseling over het coronavirus gesproken werd, dacht ik niet aan een heilige, wel aan een biermerk. In officiële bewoordingen spreekt men van COVID-19. Dat dit virus in de volksmond ‘corona’ wordt genoemd heeft te maken met de verschijningsvorm, zoals het er onder een microscoop uitziet: sferisch met kleine, kroonachtige stekels. ‘Corona’ is namelijk Latijn voor ‘kroon’.
In de publiciteit
Eind maart las ik over een heilige met de naam Corona. Het verbaasde mij, dat zij als beschermheilige bij epidemieën werd opgevoerd. Gezien de naamovereenkomst kan een verbinding met het coronavirus voor de hand liggen. In de Utrechtse Gerardus Majellaparochie werd door de Oostenrijkse pastoor een icoon van de heilige Corona ingezegend. Mensen konden de hele dag in de kerk bij de heilige Corona terecht voor persoonlijk gebed en om een kaarsje aan te steken. Het blijkt een reactie op berichtgeving van persbureau Reuters en The New York Times half maart, die verwijst naar een vergelijkbare verering van haar in een Oostenrijkse plaats.
Sint Rochus
Tegelijkertijd maken Belgische media melding van beperkte openstelling van de Sint-Rochuskerk (gebouwd na de cholera-epidemie van 1866) in het Belgische Deurne, zodat mensen er kunnen bidden tot de heilige Rochus. Over hem schreef ik in “Jacobsstaf” nr. 104 (december 2014) het artikel ‘Een held onder de heiligen, Sint Rochus’ . Hij leefde in de veertiende eeuw. Op twintigjarige leeftijd verkoopt hij na de dood van zijn ouders zijn bezittingen en leeft hij als bedelaar en pelgrim. Op pelgrimsreis naar Rome verzorgt hij eerst pestlijders. Als hij zelf besmet raakt, wordt hij uit de stad verbannen en trekt hij zich terug in een bos. Daar kan hij zich in leven houden door brood dat een hond hem elke dag brengt. En er is een engel die hem verpleegt. Door bronwater genezen gaat hij terug naar zijn geboortedorp, maar verdacht van spionage wordt hij in de gevangenis gezet. Na zijn dood daar wordt hij herkend aan zijn moedervlek.
Dit levensverhaal maakt Sint-Rochus in de katholieke kerk tot één van de belangrijkste patroonheilige van besmettelijke ziekten. Er zijn er wel een 60, onder wie in onze streken naast Rochus vooral Sebastiaan en Antonius Abt de belangrijkste zijn. Corona komt in deze lijst niet voor.
Wie was Corona?
We weten weinig over haar. Ze wordt in verschillende legenden in verband gebracht met de bejaarde Sint Victor van Egypte, soms ook omschreven als haar man. Ze heette Corona of Korona (Latijn voor ‘gekroonde’, ‘kroon’), in de oosterse kerk Stephania genoemd. Met die namen werd in vroegchristelijke kringen het martelaarschap aangegeven (denk aan de heilige Stefanus). De gelovige had bewezen de goede strijd in dit leven te hebben gestreden en er als overwinnaar uit tevoorschijn te zijn gekomen. Corona zou omstreeks 160 geboren zijn in Egypte of Syrië of Italië. Op 16 jarige leeftijd zou zij opgepakt zijn, omdat ze mensen probeerde te troosten die wegens hun geloof werden gemarteld. Daarna zou ze zelf wreed om het leven zijn gebracht. De beulen bonden haar vast tussen twee neergebogen palmbomen. Toen ze de koorden los sneden, werd haar lichaam door de terugverende bomen uiteen gereten.
De relikwieën
De belangrijkste relikwieën van Sint Corona bevinden zich in de Basiliek van Sint Victor en Corona in Feltre, een heuveldorp in de regio Veneto in Noord-Italië. Trouwens, een van de eerste regio’s die werden afgezet vanwege de Corona-pandemie. In 1943 en 1981 heeft men bij onderzoek naar de relikwieën kunnen vaststellen, dat het hier gaat om de overblijfselen van een man en een vrouw. Het aanwezig plantenstuifmeel kon worden gedateerd in de 2e eeuw en de herkomst ervan in het Middellandse Zeegebied.
De Roomse keizer Otto III (996-1002) bracht relikwieën van de heilige Corona in 997 naar Aken. De loden kist, waar ze in werden bewaard, werd in 1910 vervangen door een gouden reliekschrijn (dat toevalligerwijze in deze dagen een restauratie ondergaat).
Verering
Corona wordt afgebeeld tussen twee palmbomen. Ook als jonge vrouw in mooie gewaden met op het hoofd een kroon (haar naam) en in de hand een martelaarspalm en olijftak of een witte lelie (martelaarspalm).
Sinds de veertiende eeuw wordt zij vooral vereerd in Oostenrijk en oostelijk Beieren, met name op instigatie van Benedictijnen uit Niederaltaich, maar niet op basis van haar relieken. Het dorpje Sint Corona am Wechsel is zo genoemd, omdat er in de 16e eeuw in een holle lindenboom een Corona-beeld werd gevonden. Sindsdien is er een jaarlijkse bedevaart.
Corona-bedevaarten worden ook nog steeds gehouden in Sint Corona am Schöpfl (Neder-Oostenrijk), waar zich een heilige Corona-bron met geneeskrachtig water bevindt, en in St Corona bij Staudach en in Handlab (Beieren).
Patronaten
In het algemeen wordt Corona vereerd als patrones van grafdelvers, schatgravers, slagers (haar naam lijkt op ‘caro’, vlees). Haar voorspraak wordt ingeroepen tegen hagel en watersnood; tegen rugklachten. Ook als hulp bij financiële aangelegenheden en geldzaken (de Oostenrijkse Krone zou naar haar genoemd zijn) Ook wordt ze aangeroepen als troosteres bij geloofstwijfels en in doodsnood, alsmede als raadgeefster bij ingewikkelde levensproblemen.
Terug naar de actualiteit
In veel steden en ook dorpen kent men een reliek, dat bij dreigend onheil naar voren wordt gehaald of in processie rondgedragen. Zo ook in Maastricht. Daar werd eind april de ‘Noodkist’, het reliekschrijn van Sint-Servaas, uit de schatkamer van de Sint-Servaasbasiliek gehaald en vooraan in de kerk geplaatst. Voor een processie door de stad was het gezien de heersende coronacrisis te laat.
Van oudsher wordt Corona door de bevolking van Sint Corona am Wechsel niet alleen aangeroepen tegen veeziekten. Als beschermheilige van het dorp riepen de bewoners haar – net als Maastricht Sint Servaas en zijn reliekschrijn – bij álle voorkomende rampen aan. Het lijkt wat kort door de bocht haar dan ook maar wereldwijd als beschermheilige bij uitstek tegen het coronavirus te bestempelen. Al gaat zij nu vanwege haar naam als zódanig over de wereld.
(dit artikel van mijn hand is ook gepubliceerd in “Jacobsstaf” nr. 126 van juni 2020, een uitgave van het Nederlands Genootschap van Sint Jacob)