Om te ontdekken wie Laurentius van Rome was, gaan we terug naar de eerste eeuwen van onze jaartelling, waarin het christendom zich heeft verspreid over de landen aan de Middellandse Zee. In Rome, het centrum van het Romeinse Rijk, leven dan veel christenen, vooral in de arme buitenwijken. Zij komen in het geheim samen in schuilplaatsen, leven naar evangelische waarden en delen hun leven en goed met elkaar. Het steekt de keizers en het overheidsapparaat dat deze volgelingen van Jezus van Nazareth God aanbidden en niet de Romeinse goden vereren. Dat leidt tot veelvuldige vervolgingen en martelingen van christenen. Volgens het Romeins Martelaarsboek telt men in die eerste eeuwen in Rome al meer dan 13.000 martelaren!
Voorbeeldige diaken en martelaar
Laurentius – een Latijnse voornaam, die ‘de gelauwerde’ of ‘van Laurentum’ betekent – zou omstreeks 225 geboren zijn in Osca, het huidige Noord-Spaanse Huesca. Hij belandt in Rome, waar hij behoort tot een groep van zeven diakens, als in 257 keizer Valerianus I een decreet uitvaardigt waarin hij alle bisschoppen, priesters en diakens opdracht geeft deel te nemen aan de staatsgodsdienst. Begin augustus 258 bepaalt de keizer dat hogere christelijke geestelijken, die weigeren aan de staatsgoden te offeren, de doodstraf moeten krijgen. Op 6 augustus 258 wordt de bisschop van Rome, Sixtus II, tijdens een eredienst in de catacomben door overheidsambtenaren overvallen en met vier diakens ter dood gebracht. Laurentius, die als aartsdiaken de zorg heeft voor de heilige boeken en het beheer van de gaven voor de armen, wordt vrijgelaten. Hij krijgt drie dagen de tijd om de kerkelijke schatten te verzamelen en deze daarna over te dragen aan de keizer. Deze kan het geld goed gebruiken voor het verdedigen van zijn rijk. De drie dagen gebruikt Laurentius om de schatten te verkopen en het geld te verdelen onder weduwen, blinden en armen. Als hij daarna met lege handen, maar met een grote groep arme mensen terugkeert, zegt hij tegen de keizer: “Ziedaar de schatten van de Kerk.” De keizer is zo beledigd dat hij Laurentius tot de marteldood veroordeelt. Laurentius wordt op een ijzeren rooster vastgebonden en boven een vuur gefolterd. Op een gegeven moment zegt hij tot zijn beulen: “Keert u mij maar om, want deze kant is gaar.” Zeer waarschijnlijk is Laurentius niet door verbranding gestorven, maar is hij uiteindelijk onthoofd.
Veel legendevorming
Historisch gezien is er over Laurentius niet veel bekend. Er zijn wel gebeurtenissen uit de tijd van bisschop Sixtus II opgetekend. Zo schreef bisschop Cyprianus van Carthago, vlak voor zijn eigen dood († 258), een brief over Sixtus’ martelaarschap. De naam Laurentius valt in dat verslag nergens. We horen pas voor het eerst iets over hem tegen het einde van de 4e eeuw, ruim honderd jaar na de veronderstelde datum van zijn dood (10 augustus 258). Daaraan ontlenen we bovenstaand verhaal over zijn lovenswaardige inzet voor het geloof en zijn heldhaftig lijden. In verhalen, hymnes en preken wordt hij gepresenteerd als aartsdiaken van bisschop Sixtus II. De bekendste bron is bisschop Ambrosius van Milaan (†413). Ook Augustinus van Hippo (†430), paus Leo de Grote (†461) en bisschop Gregorius van Tours (†594) spreken over hem. Deze vertellers zijn niet erg geïnteresseerd in een objectieve weergave van de feiten. Hun verhaal is vaak een afspiegeling van hun geloofsovertuiging, die erop uit is om Laurentius op Christus te laten lijken. Zo wast hij de voeten van armen en geneest hij blinden. Het zal dan ook geen verbazing wekken dat Laurentius uitgroeit tot een van de meest vereerde heiligen in de katholieke kerk. In Rome is zijn verering de belangrijkste na de apostelen Petrus und Paulus. Er zijn een dertigtal kerken naar hem genoemd.
Sint Laurentius buiten de Muren
Na zijn dood wordt Laurentius op een begraafplaats buiten de stad aan de Via Tiburtina in daar uitgegraven catacomben bijgezet. In 330 laat keizer Constantijn, die dan het christendom als staatsgodsdienst heeft aangenomen, boven zijn graf een kerk bouwen. Wij kennen die als de San Lorenzo fuori le Mura (Sint Laurentius buiten de Muren), een van de zeven hoofd- of pelgrimskerken in Rome. Vanaf de vierde eeuw gaat de paus er op woensdag in de Goede Week voor in de liturgie, samen met de hele Romeinse clerus en een grote toeloop van gelovigen. In de zesde eeuw zal deze kerk door paus Pelagius II worden vervangen door een basiliek.
Wijd en zijd verbreide verering
Door een aantal gebeurtenissen vele eeuwen later raakt de verering van Laurentius wijd verspreid. Allereerst door de Legenda Aurea van Jacobus de Voragine, een boek met heiligenlegenden uit 1296, dat de vroomheid en de kerkelijke beeldende kunst van de late middeleeuwen sterk heeft bepaald. Hij geeft een uitvoerige beschrijving van Laurentius’ doen en laten. Eén verhaal over de wonderlijke kracht na zijn dood wil ik de lezer niet onthouden. Dit betreft de overbrenging van de relieken van Stefanus vanuit Constantinopel naar Rome en de bijzetting ervan in het graf van diaken Laurentius in het jaar 425.
Omdat een keizerlijke dochter gepijnigd wordt door een boze geest, beveelt haar vader haar naar Constantinopel te gaan om daar de relieken van Stefanus aan te raken en te genezen. Maar een boze geest in haar krijst: “Ik ga hier niet weg. Laat die Stefanus maar naar Rome toe komen; trouwens, dat wil de apostel zelf ook!” De keizer regelt dan de verplaatsing en belooft in ruil daarvoor de relieken van Laurentius te schenken. Eenmaal in Rome aangekomen kan de stoet opeens niet meer verder en roept de geest in het meisje, dat Stefanus aan de zijde van Laurentius geplaatst wil worden. Laurentius schuift daarvoor een beetje opzij in zijn graf en maakt zo plaats voor zijn collega-diaken. Door aanraking van Laurentius‘ relieken geneest het meisje onmiddellijk. Mensen die Laurentius daarna willen optillen om hem naar Constantinopel te brengen, vallen dood ter aarde. En een stem vanuit de hemel zegt: “Gij Rome, gij zijt de eeuwige stad; gij bewaart bij wijze van onderpand in één en hetzelfde graf Sint Laurentius uit Spanje en Sint Stefanus uit Jeruzalem.”
Op Laurentius-dag 955 verslaat Keizer Otto I bij Augsburg definitief de Hongaren en daarmee brengt hij rust voor het gewone volk. Omdat hij deze overwinning toeschrijft aan Laurentius, wordt deze in het Duitse taalgebied één van de belangrijkste en meest vereerde heiligen.
Eeuwen later wint koning Philips II van Spanje op Sint Laurentius-dag 1557 bij Sint-Quentin een beslissende slag tegen de Franse troepen. Uit dankbaarheid bouwt hij bij Madrid een groot klooster-paleis, het San Lorenzo del Escorial, in de vorm van een braadrooster.
Laurentius wordt ook in verband gebracht met de beker, die Jezus tijdens het laatste avondmaal gebruikte voor de instelling van de eucharistie. De traditie vertelt dat die beker door Petrus naar Rome werd gebracht en dat deze onder Sixtus II door bemiddeling van Laurentius in Spanje is beland. Tijdens de islamitische bezetting in de achtste eeuw is die beker verborgen gehouden in het klooster van San Juan de la Peña en later via Zaragoza in de kathedraal van Valencia terechtgekomen. Daar kan men hem tot op de dag van vandaag aanschouwen.
Afbeeldingen en patronages
Laurentius wordt afgebeeld als diaken (met dalmatiek) en met een rooster. Ook met een kruis en heilig(e) boek(en), met een martelaarspalm, aalmoezen uitdelend, of ook met een (enorme) kelk (symbool voor de kerkelijke schatten). De oudste ons bekende afbeelding stamt uit de eerste helft van de 5e eeuw: een mozaïek in het Mausoleum van Galla Placida in Ravenna.
In Nederland is Laurentius patroon van veel dorpen en steden, o.a. Alkmaar, Dongen, Heemskerk, Maasniel, Rotterdam (bisdom en stad), Spaubeek, St-Laurens, Ulvenhout, Weesp. In een aantal gemeentewapens komt alleen zijn rooster nog voor o.a. in dat van Reiderland en De Bilt (hierop zijn – door de gemeentelijke herindelingen – afbeeldingen van zijn persoon verdwenen!).
In België is hij o.m. patroon van Sint-Laureins. Behalve van Duitsland zelf is Laurentius o.a. patroon van Merseburg, Neurenberg en Wuppertal. In Italië is hij patroon van de steden Florence, Lucina en Rome. Ook is hij patroon van Spanje en de naar hem genoemde plaats San Lorenzo.
Een groot aantal beroepsgroepen heeft iets met Laurentius als patroon. Zo is hij beschermheilige van de armen en armenverzorgers, van diakens en bedienend personeel, ook van wasvrouwen, strijksters en textielarbeiders, alsmede (vanwege de grill) van traiteurs, herbergiers en hotelhouders. Van bibliothecarissen en archivarissen, ook van boekhouders, advocaten en beheerders, zelfs van heemkundekringen en rechtsgeleerden. Van beroepen waar vuur een rol bij speelt, zoals brandweerlieden, glazeniers en glasblazers, kolenbranders, koks en koekenbakkers. In Nederland is hij ook wel aangeroepen tegen aardappelziekte en in België tegen vlasbrand.
(dit artikel van mijn hand is ook gepubliceerd in “Jacobsstaf” nr. 121 van maart 2019, een uitgave van het Nederlands Genootschap van Sint Jacob)