Voor het themanummer over ziekte en gezondheid zetten we de schijnwerper op de tweelingbroers Cosmas en Damianus. Op de pelgrimsroute van Le Puy naar Santiago vinden we in Saint-Côme d’Olt een hospice uit de 11e eeuw, aan hen gewijd: “Saint Côme et Saint Damien”. In dit hospice, dat uiteindelijk de naam aan het dorp gaf, werden vermoeide en gewonde pelgrims na hun tocht over de Aubrac-hoogte opgevangen en verzorgd.
Cosmas (Grieks voor ‘orde, bevel’) en Damianus (naar het Griekse ‘damazein’ = bedwingen) worden altijd in één adem genoemd. Dat is niet verwonderlijk, als je weet dat zij als artsen collega’s waren. Hun bijnaam is ‘de onbaatzuchtige artsen’, omdat zij vanuit hun geloof gratis zieken verzorgden en geen zilver aannamen. Door hun manier van genezen bekeerden zij talrijke heidenen tot het christendom. Over hun geboortejaar en -plaats is niets bekend. Over hun levenseinde wordt vermeld dat dit zich afspeelde rond 303 in Cyrrhus. Ruïnes van deze stad kan men nog vinden in Syrië ten noorden van Aleppo in de buurt van het huidige Azaz, tegen de Turkse grens.
Aanvankelijk werden de broers vanwege hun marteldood vereerd bij hun graf in Pheremma, dichtbij Cyrrhus. Vandaaruit verspreidde de verering zich naar Palestina, Egypte en Constantinopel. Later (in de 4e eeuw) zijn hun overblijfselen naar Rome gehaald en verspreidde hun verering zich over de hele westerse wereld, vooral in Duitstalige streken. Paus Felix IV (526 tot 530) verbouwde de tempel van Romulus (bij het Forum Romanum) tot de kerk Santi Cosma e Damiano en zegende die in op 27 september 526. Hun feestdag valt in de katholieke kerk op 26 september.
Net als Santa Eulalia van Mérida (zie over haar JS 115) zijn Cosmas en Damianus slachtoffers van hetzelfde regime. Tijdens de christenvervolgingen onder Diocletianus (keizer van 284-305) arresteerde stadhouder Lycias hen. Bij de ondervraging bleven zij vasthouden aan hun christelijke geloof. Daarop werden zij in boeien geslagen en in zee geworpen. Maar een engel redde hen uit het water. Toen Lycias hen vervolgens in een vuur liet werpen, bleven ze ongedeerd, terwijl de omstanders verbrandden. Toen liet Lycias hen aan het kruis binden en omstanders stenen naar hen gooien. Maar deze stenen kwamen als een boemerang terug op de werpers en doodden hen. Datzelfde overkwam de schutters, die pijlen op Cosmas en Damianus richtten. Tenslotte werden Cosmas en Damianus met hun drie jongere broers Anthimus, Leontius und Euprepius onthoofd.
Drie versies over hun levenseinde
Door kerkelijke tegenstellingen zijn er meerdere versies over hun levenseinde ontstaan, afhankelijk van de plek waar men dit duo vereerde. In de oosters-orthodoxe kerken, waar zij het meest worden vereerd, kent men zelfs drie paar broers met de namen Cosmas en Damianus. Volgens de patriarch Methodius (9e eeuw), hebben zij steeds op een andere plek en een andere wijze hun levenseinde gevonden.
Volgens de ene legende (feestdag 1 juli) zouden de broers in Rome keizer Carinus hebben bekeerd en zouden zij niet zijn gemarteld. Wel zijn zij door een jaloerse heidense collega uit Rome weggelokt en buiten de stad door steniging om het leven gekomen (ca 287).
Aan de aan hen gewijde kerk in Rome is de legende over de eerste beentransplantatie uit de geschiedenis verbonden. De koster van de kerk had een been, dat weggevreten was door een kanker. Toen hij een keer in de kerk in slaap was gevallen, droomde hij dat Cosmas en Damianus aan hem verschenen. Ze hadden zalfjes en dokterswerktuigen bij zich en bespraken met elkaar waar ze gezond vlees vandaan zouden halen om het gat van het rottend vlees te vullen. Daarop ging een van hen naar het naburig kerkhof waar die dag een Moor begraven was. Hij kwam met een been van die Moor terug en zette dat bij de koster in de plaats van zijn zieke been. Het zieke been stopten ze bij het lijk van de Moor. Toen de koster wakker werd, voelde hij geen pijn meer en ontdekte dat zijn been helemaal gaaf was. Hij vertelde iedereen wat hem in zijn droom was overkomen. Voor alle zekerheid ging men naar het graf van de Moor. Daar zag men dat diens been tot aan de heup was weggesneden en naast hem zagen ze het afgezette been liggen.
Volgens een andere legende (feestdag 17 oktober) werden Cosmas en Damianus in Arabië onder keizer Diocletianus samen met hun broers gemarteld en onthoofd. Daaraan ontlenen we bovenstaande (binnen de rooms-katholieke kerk gangbare) beschrijving van hun gruwelijke dood.
In een derde legende uit Klein-Azië (feestdag 1 november) waren Cosmas en Damianus zoons van een christelijke moeder, Theodota. Zij zou de apostelzalf (zo genoemd omdat deze twaalf ingrediënten bevat) hebben uitgevonden. Damianus en later ook Cosmas zouden in deze versie een natuurlijke dood zijn gestorven. Uit deze legende komt het verhaal dat Damianus van een arme weduwe na lang aandringen drie eieren accepteert, waarop Cosmas aangeeft nooit met hem in één graf te willen liggen. Damianus sterft eerst en als later Cosmas sterft, aarzelt het volk dan ook om hem in hetzelfde graf te leggen. Maar dan maakt een kameel met een menselijke stem duidelijk, dat Damianus in de hemel vergiffenis heeft gekregen en wordt hij bij zijn broer begraven.
Deze en andere wonderverhalen kennen we uit de ‘Legenda Aurea’ (Latijn voor ‘Gouden legenden’), rond 1300 verzameld door de dominicaan en aartsbisschop van Genua, Jacques de Voragine. Hierin staan verhalen, legenden en wetenswaardigheden rond heiligen en kerkelijke feesten, die in de middeleeuwen de ronde deden.
Relikwieën
De overblijfselen van Cosmas en Damianus zouden van Rome naar Essen zijn overgebracht en later in 935 naar Bremen. Daar werden ze in 1334 ontdekt in een muur van de kerk en vervolgens in een schrijn bewaard. De protestanten verkochten ze in 1649 aan keurvorst Maximiliaan van Beieren, die ze weer overdroeg aan de St. Michaelkerk in München. De schedels bleven in Bremen, want die had de keurvorst al twee (!). Deze Bremer schedels zijn in 1968 als onecht uit de handel genomen. Sinds 1413 wordt het bezit van de beide schedels overigens ook geclaimd door de Stephansdom in Wenen. Ook liggen er schedels in het Monasterio de las Descalzas Reales in Madrid. In de kerk van San Giorgio Maggiore in Venetië worden nog andere relikwieën van de heiligen bewaard.
Gezien het voorgaande is het begrijpelijk dat in Duitsland zo’n 50 kerken naar Cosmas en Damianus zijn genoemd. Naast de plaatsnaam Saint-Côme d’Olt komen hun namen in Frankrijk bij een paar kerken voor. Ook in landen als Italië, Bulgarije en Kroatië zijn een aantal kerken aan hen gewijd.
Attributen
Cosmas en Damianus dragen een toga, schoudermantel en een muts. Ze hebben geneeskundige instrumenten in hun handen. Het meest opvallende attribuut van Cosmas is een urineglas (piskijken was in die tijd een veel voorkomend gebruik om een diagnose te kunnen stellen). Damianus heeft meestal een zalfpot, vijzel of medicijnkistje bij zich. Dit is o.a te zien op een gewelfschildering in de Groninger Martinikerk met Cosmas en Damianus rond Maria en Jezus. Ook zie je ze met een zwaard of palmtak (symbool van martelaarschap). Op het absis-mozaïek uit begin 6e eeuw in de Santi Cosma e Damiano te Rome staan ze met alleen een overwinningskrans in de hand afgebeeld met Petrus en Paulus.
Patronages
Samen met de evangelist Lucas en o.a. Pantaleon van Nicomedië zijn Cosmas en Damianus patroonheiligen van artsen, vroedvrouwen, apothekers en chirurgen. Verder zijn ze ook patroon van badmeesters, drogisten, kappers (cosmetica), marskramers, fysici, tandartsen en suikerbakkers. Ook van de steden Essen, Florence, Praag, Salamanca, de familie de Medici en van medische faculteiten. Ze werden aangeroepen bij ontstekingen, pest en de paardenziekte droes en bij verdrinkingsgevaar.
(dit artikel van mijn hand is ook gepubliceerd in “Jacobsstaf” nr. 116 van december 2017, een uitgave van het Nederlands Genootschap van Sint Jacob)