Het leven is als een pelgrimsreis
Christenen zijn vaak mensen van de weg genoemd. De eerste aanduiding hiervan komt voor in de Handelingen (9,2 en 22,4), waar sprake is van ‘aanhangers van de Weg’. Het christelijk leven wordt dus gezien als een ‘weg’, een levenswijze met een dynamisch element erin: het gaat om beweging, optrekken, loslaten, een richting volgen. Dat beeld herkennen wij als pelgrims maar al te goed.
In het evangelie worden leerlingen twee aan twee uitgezonden zonder geld. “Neem in je beurs geen gouden, zilveren of koperen munten mee, schaf je voor onderweg geen reistas aan, geen extra kleren, geen sandalen en geen stok …”(Mt. 10, 9-11).
Dat wil niet zeggen dat een pelgrim ook zonder geldmiddelen op pad zou moeten gaan. Al hoor ik wel van pelgrims die dat praktiseren. Zij proberen te leven van wat de weg en mensen onderweg hen bieden. Als pelgrim hoeven we, om op weg te gaan, doorgaans niet eens te sparen. We beschikken over voldoende geldmiddelen om de kosten van onze pelgrimstocht te betalen. Meestal reserveren we ons vakantiegeld daarvoor. Ik vraag me wel eens af uit welke maatschappelijke kringen de meeste pelgrims afkomstig zijn. En wat te denken van pelgrims die om allerlei redenen enkel willen overnachten in hotels. Is pelgrimeren niet een luxe, die slechts weinigen zich kunnen permitteren? Ten koste van wat gingen pelgrims vroeger op pad, als zij daartoe gedwongen werden als boetedoening om verlost te worden van schuld en bevrijd van een zondenlast?
De rol van geld in ons leven
Geld speelt in elke samenleving een belangrijke rol. Niemand kan in zijn doen en laten zonder geld. Het bepaalt in hoge mate in welk huis je woont, welke auto je rijdt, of je wel of niet op vakantie kunt gaan. Geld kan je aanzien geven, invloed en macht verschaffen of juist afhankelijk maken. Kijken we om ons heen, dan komen we arme en rijke mensen tegen. We zien zelfs dat de rijken steeds meer en de armen steeds minder bezitten. Op politiek vlak wordt een afschaffing van de dividendbelasting bepleit, terwijl de zorg, het onderwijs en de politie door jarenlange bezuinigingen in een deplorabele toestand terecht zijn gekomen. De ongelijkheid leidt steeds meer tot een tweedeling in onze samenleving. Een groeiend aantal mensen en gezinnen wordt geconfronteerd met (vaak onbetaalbare) schulden. Zij zien zich gedwongen wekelijks naar de voedselbank te gaan voor hun noodzakelijke levensbehoeften. Op allerlei terreinen blijkt geld de motor achter corruptie en uitbuiting. ‘Geld maakt niet gelukkig, maar het is wel fijn als je het hebt’, horen we dan zeggen.
De mammon dienen
Geld komt in de bijbelse tijd eveneens vaak ter sprake. Regelmatig spreekt de bijbel zich uit over de waarde en betekenis van geld. Daarin wordt vooral beklemtoond, dat geld geen doel op zich is, maar een middel. Het is – net als je pelgrimstocht naar Santiago de Compostela – geen doel op zich. Waar het bij het laatste draait om hoe je onderweg bent, gaat het bij het geld om hoe je dat gebruikt.
In het Nieuwe Testament spreekt Jezus zich vaak uit over omgaan met geld. Hij zegt het scherp en onomwonden: “Niemand kan twee heren dienen … Jullie kunnen niet God dienen en de mammon.” (Mt. 6,24) In het Nederlands betekent ‘de mammon dienen’: ‘geldzuchtig zijn’. De oorspronkelijke betekenis van het Aramese woord `mammon’ is: `dat waarop men vertrouwt’. Het is een aanduiding voor de macht die uit kan gaan van vermogen, rijkdom, bezit en winst. Je zou kunnen zeggen: het is het systeem dat door geld en bezit gecreëerd wordt en het gedrag van mensen bepaalt. Die drang naar bezit en winst leidde tien jaar geleden tot de wereldwijde financiële crisis. In onze tijd dreigt bezit in grote mate los te raken van productie en milieu en alleen nog uit te zijn op vermeerdering en groei. Aandelenkoersen worden steeds meer wereldwijd aangestuurd door zelfstandig draaiende computersystemen. Wij leven in die wereld en kunnen daar niet vrij van blijven. We worden er mee besmet. “Wie van geld houdt, kan er niet genoeg van krijgen. Wie verzot op rijkdom is, is altijd op meer gewin belust.” lezen we in Prediker 5,9 in het Oude Testament. Hoe meer bezit, hoe meer tijd en energie we aan het beheer, onderhoud en de verzorging van dat geld en bezit kwijt zijn. Alle tijd en de lichamelijke en emotionele inspanning die we er aan besteden, kunnen we niet inzetten voor iets anders.
Probeer niet om rijk te worden op aarde
Je mag rijk zijn, maar het gaat erom hoe je ermee omgaat. Ben je daarmee op je ‘ik’ of op ‘de ander’ gericht? De bijbelse visie vraagt ons in deze: Op wie of wat vertrouw jij? Waar laat jij je door leiden? Je bent niet geboren om alleen maar zuurstof te gebruiken. Het gaat erom wat je kunt doen om een verschil te maken in de levens van anderen en in de wereld. Probeer dus niet rijk te worden op aarde, want die aardse rijkdom zal verdwijnen. Die rot weg of wordt gestolen door dieven. En bovendien heb je er na je dood niets meer aan. Zie de gelijkenis over de arme Lazarus (Hebreeuws voor ‘God heeft geholpen’) en de rijke man in Lk. 16, 19-31. De laatste geeft niets aan de bedelaar die bij deur van zijn huis zit. Maar na beider dood ziet hij Lazarus bij Abraham op schoot. De rollen zijn nu omgekeerd. De rijke man had het goed tijdens zijn leven en nu geldt dat voor Lazarus.
Lazarus en de rijke man (onbekend. Brugge? 1515-2525): Rechts op de voorgrond de rijke man, naakt en vastgeketend in de hel. Boven zijn hoofd een banderol met de tekst: Pater Abraham miserere mei (Vader Abraham heb medelijden met mij). Op de banderol bij Abraham, zetelend op een troon boven de wolken met Lazarus op schoot, de inscriptie: Filii recordare quia recepisti bona (Zoon bedenk dat je het goede al hebt ontvangen). Bron: Museum Catharijneconvent, Utrecht.
Je leven is je om niet gegeven
Jezus vindt de verbinding tussen geloof, geld en het goede leven boeiend en spannend. Aan de basis van zijn gedachten staat de overtuiging dat talenten, geld en bezit ons gegeven zijn. Wij mogen ervan genieten en het samen met elkaar delen. Ze zijn voor de geef en niet voor de heb. Om zijn toehoorders te behoeden voor een verkeerd omgaan met talenten, geld en bezit, gaan maar liefst 16 van zijn 38 gelijkenissen over deze onderwerpen. In de gelijkenis over hoe je moet omgaan met je talenten veroordeelt hij wie er niets mee doet en ze wegstopt onder de grond. Hij prijst en beloont hen, die deze talenten weten te verzilveren door ermee te werken.
Heel bijzonder is zijn gelijkenis van de landheer (Mt. 20, 1-16). Deze gaat overdag meerdere keren naar de markt om daar arbeiders voor zijn wijngaard op te halen. Op het eind van de dag betaalt hij aan ieder één denarie uit. Dat bedrag was hij overeengekomen met de werkers van het eerste uur. Maar deze mensen, die de hele dag gewerkt hebben, protesteren als ze zien, dat de mannen die bijna de hele dag op de markt hebben gestaan, net zoveel krijgen als zij. De landeigenaar verdedigt zijn gedrag met de opmerking, dat hij ieder betaalt naar wat hij nodig heeft om één dag te kunnen leven.
Geld is goed, vertrouwen is beter
Net als in het dagelijks leven kun je ook als pelgrim te maken krijgen met mensen die allereerst vertrouwen in de medemens hebben en erop uit zijn de ander te helpen. Twee ervaringen met zulke mensen tijdens onze pelgrimstocht naar Rome in het voorjaar van 2018 wil ik de lezer niet onthouden. Op een avond, waarop de regen met bakken uit de hemel valt, lopen we in Duitsland naar een naburig plaatsje om er te eten. Als het na een lekkere maaltijd op betalen aankomt, beseffen we dat we onvoldoende contant geld bij ons hebben. Zoals bij de meeste restaurants kunnen we ook hier niet pinnen. Dan stelt de gastvrouw van restaurant “Büllesheimer Hof” tot onze verbazing voor om het geld de volgende morgen te komen brengen. We zijn overdonderd door deze grote mate van vertrouwen. Zonder enige identificatie van onze kant vertrouwt zij ons vreemdelingen blindelings. We wandelen terug naar ons logeeradres in het buurtdorp. Gek toch dat het ongewoon voelt wat ons vanavond is overkomen!
Op de tiende dag moeten we door een val van mijn reisgenoot onze reis helaas afbreken. Twee toegesnelde automobilisten stabiliseren haar, regelen het autoverkeer en bellen de ambulance. Als alles is afgehandeld verbiedt één van hen mij per fiets naar het ziekenhuis in de stad te gaan. Sterker nog, hij staat erop mij erheen te brengen. Hij doet dat om niet, weigert een vergoeding en zegt blij te zijn dat hij iets voor een ander kan doen. Een hedendaagse Samaritaan. Je kunt ze nog tegenkomen en zelf ook zo zijn.
(dit artikel van mijn hand is ook gepubliceerd in “Jacobsstaf” nr. 120 van december 2018, een uitgave van het Nederlands Genootschap van Sint Jacob; de foto’s zijn – tenzij anders vermeld – door mij gemaakt)