Terwijl ik in de geschiedenis duik om te achterhalen wie Jeanne d’Arc was, kom ik haar in de actualiteit van januari 2015 tegen. En wel op een fragment van een spotprent in Le Monde naar aanleiding van de aanslag op de makers van het tijdschrift Charlie Hebdo. Op deze prent staat zij afgebeeld als een rondborstige vrouw met in haar hand een levensgroot potlood, waaraan de Franse ‘tricolore’ fier wappert. Zo lijkt zij niet alleen – zoals ‘iedereen’ in die dagen – vóór vrijheid van meningsuiting, maar ook een richtingwijzer voor de Fransen. Wat verder rondkijkend in het Frankrijk van de vorige eeuw blijken politici haar vaker voor hun karretje gespannen te hebben. En dat geldt ook voor het Frankrijk van nu. Zo stelde onlangs het Front National met een beroep op Jeanne d’Arc dat zij het meest Frans van alle Fransen zijn. Wie was die Jeanne d’Arc toch, dat men zich zo met haar identificeert?
Zij is duidelijk een nationale heldin. Op Franse pleinen komen we haar vaak tegen, gezeten op een paard. Zij houdt dan een vaandel omhoog of een opgeheven zwaard. Op andere plaatsen (in kerken) zien we haar afgebeeld als jonge vrouw. Soms is zij gekleed in mannenkleren, dan weer in militair tenue met harnas, lans of zwaard. Als zij een helm draagt, dan is dat met open vizier. Soms staat ze op de brandstapel of beeldt men visioenen uit. Volgens de geschiedenisboeken heeft zij in 1429 voorkomen dat Frankrijk door de Engelsen zou worden ingelijfd.
Van eenvoudige komaf
Jeanne’s korte openbare leven van amper twee jaar vindt plaats binnen politieke en kerkelijke strubbelingen in de Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk. Binnen de kerk rommelt het eveneens stevig. Er zijn drie pretendenten voor het pausschap, in Rome, Avignon en Spanje. Jeanne d’Arc is op 6 januari 1412 in het dorp Domrémy in Lotharingen geboren binnen een eenvoudig milieu. Haar vader heeft een leidende positie in de dorpsgemeenschap. Haar moeder wordt Romée (= van Rome) genoemd, een bijnaam voor iemand die een lange pelgrimstocht had ondernomen. Dat wijst op een stevige gelovige opvoeding.
Rond haar 12e begint Jeanne stemmen te horen, o.a van de aartsengel Michael (een voor Karel VII belangrijke beschermheilige, naar wie een van zijn belangrijk bezittingen, de Mont Saint-Michel vernoemd is). Andere stemmen maken zich bekend als Sint Margaretha van Antiochië en Sint Catharina van Alexandrië (twee in die tijd favoriete heiligen, die nooit bestaan hebben!). Later geven ze haar de opdracht de bezetting van Orleans op te heffen, de kroonprins Karel VII in Reims te laten kronen en de Engelsen uit het land te verjagen. Om die raad op te volgen, verlaat zij begin 1429 op 17-jarige leeftijd haar ouderlijk huis.
De Maagd van Orléans
Jeanne krijgt de opdracht om als zieneres Frankrijk te bevrijden. Daarvoor moet ze contact opnemen met de kroonprins van Frankrijk, Karel VII. Deze twijfelt aan zijn macht, maar door Jeanne’s overtuigingskracht wordt hij gesterkt om de Engelsen uit Frankrijk te verdrijven. Jeanne staat erop mee te vechten en wordt een vrouwelijke ridder in mannenkleding. Ze kent een grote innerlijke drijfveer. “Ik ben door God gestuurd, dus jullie moeten mij gehoorzamen,” is haar boodschap.Onder aanvoering van Jeanne wordt het door de Engelsen bezette Orléans ontzet en worden Tours, Auxerre en Troyes bevrijd. Dan is de weg vrij voor Karel VII om op 17 juli 1429 in aanwezigheid van Jeanne in de kathedraal van Reims officieel door kerkelijke en wereldlijke machthebbers tot koning van Frankrijk te worden gekroond.
Door deze beslissende rol levert Jeanne als jong meisje een prestatie die in de vijftiende eeuw opmerkelijk is voor een vrouw. Zij is in één klap de nationale heldin van Frankrijk en krijgt de eretitel ‘de Maagd van Orléans’ (La Pucelle d’Orléans). Ze wordt in die tijd vergeleken met grootse vrouwenfiguren uit de geschiedenis, zoals de oudtestamentische Debora, Judith en Esther. Haar maagdelijkheid past perfect binnen de profetie: ‘Er komt een maagd die Frankrijk zal redden’. Deze maagd zou gekleed zijn in mannenkleren en komen uit een eikenbos in Lotharingen. Voor Jeanne heeft die maagdelijkheid te maken met haar goddelijke zending. Het Frans kent een taalkundig onderscheid voor ‘maagd-zijn’. Maria is bijvoorbeeld voor altijd maagd: ‘vierge’. En Jeanne is op dat moment maagd: ‘pucelle’.
Veroordeeld tot de dood op de brandstapel
Op onze pelgrimstocht naar Santiago de Compostela komen we Jeanne tegen in de kerk van St Jacques in Compiègne. Een kerkraam uit 1880 laat zien hoe zij hier met haar manschappen indertijd te communie is gegaan. Een kerkfolder vertelt, dat zij op 23 mei 1430 door een kleine, nu dichtgemetselde, deur deze kerk is binnengegaan om er te bidden. Op diezelfde dag wordt zij door troepen van de met Engeland verbonden hertog van Bourgondië gevangen genomen en aan de Engelsen voor 10.000 pond verkocht. Karel VII onderneemt geen pogingen om haar te bevrijden.
De Engelsen brengen Jeanne in Rouen voor een Engels georiënteerde kerkelijke rechtbank, die elk respect en menselijke waardigheid aan hun laars lapt. Jeanne wordt belachelijk gemaakt en gewantrouwd vanwege de stemmen die ze hoorde. Men beschuldigt haar van het weglopen van haar ouderlijk huis, het ontkennen van de kerkelijke autoriteit en het dragen van mannenkleren. De verhoren beginnen in januari 1431. Aanvankelijk weigert Jeanne de beschuldigingen in dit oneerlijke proces toe te geven, maar na dreiging met marteling geeft ze toe stemmen gehoord te hebben.
Op 24 mei veroordeelt de kerkelijke rechtbank haar tot levenslange gevangenisstraf, omdat ze een ketter is en de autoriteit van de kerk ondermijnt. Ze weigert zich namelijk te onderwerpen aan de zgn. strijdende kerk (de paus, de plaatsbekleder van God op aarde, de kardinalen en prelaten van de kerk, de geestelijkheid en alle goede christenen en katholieken). Ze stelt haar eigen gezag op basis van direct contact met God boven het gezag van de kerk. Dat is ketterse hoogmoed. Toch blijven het ontvangen van de communie en het bijwonen van de mis essentieel voor Jeanne.
Maar de Engelsen zijn niet tevreden met deze veroordeling door de kerkelijke rechtbank en laten haar opnieuw vervolgen voor het dragen van mannenkleren. Door haar in dit politiek gemotiveerde proces te veroordelen ondermijnen ze ook de legitimiteit van de kroning van de Franse koning Karel VII. Die zou dan aan de macht gekomen zijn met hulp van een zieneres, afvallige, leugenaarster, godslasteraar en verdachte van ketterij. Uiteindelijk wordt Jeanne beschuldigd van ketterij en veroordeeld tot de dood op de brandstapel. Op het Place du Vieux-Marché in Rouen staat de 19-jarige Jeanne op 30 mei 1431 op de brandstapel. Aan een priester vraagt ze of hij een kruis omhoog wil houden boven het vuur. Als de vlammen omhoog slaan, schreeuwt Jeanne drie keer ‘Jezus’. Haar as wordt in de Seine gegooid om te voorkomen dat er rond haar asresten een verering zal ontstaan. Op dit plein in Rouen steekt nu het Kruis van de Rehabilitatie hoog de lucht in; een nationaal monument ter ere van deze Franse volksheldin en martelares. Tegen de buitenmuur van de moderne Église Ste-Jeanne d’Arc uit 1979 bevindt zich een steensculptuur (ca 1980), die Jeanne op de brandstapel uitbeeldt.
Toch in ere hersteld
Al die tijd heeft Karel VII zich afzijdig gehouden en niets ondernomen ten gunste van Jeanne. Pas als hij Parijs in handen krijgt en in Rouen kan beschikken over de processtukken, kan hij de medeplichtigen van de Engelsen aan de universiteit van Parijs ter verantwoording roepen. Maar onder druk van de Engelse diplomatie wil het pauselijk hof in Rome niets weten van een herziening van het proces. Dat gebeurt pas bij het aantreden van paus Calixtus III. Van hem krijgt Jeanne op 7 juli 1456 de titel van martelares.
Uiteindelijk wordt Jeanne in 1909 zalig verklaard. De heiligverklaring door paus Benedictus XV tijdens een grootse plechtigheid in de Sint Pieter te Rome in 1920 heeft een politieke achtergrond: Het is een verzoeningsgebaar van het Vaticaan tegenover Frankrijk, dat daarop zijn in 1904 verbroken betrekkingen met de kerkelijke staat weer herstelt. De kerk hoopt met deze heiligverklaring een tegenzet te bieden aan de opkomst – sinds midden negentiende eeuw – van het modernisme.
Ook na haar dood blijft Jeanne speelbal van politiek en kerk. Zij is én heilige én een nationale figuur. Het is juist die combinatie die mensen inspireert en die anderen aanzet haar voor zich op te eisen om kracht te geven aan hun beweging of overtuiging.
Haar leven heeft veel dichters, toneelschrijvers en duizenden kunstenaars geïnspireerd. Daarvan getuigen tal van boeken, muziekstukken, beeldhouwwerken en films (zie het artikel van Jasper Koedam over heiligen in films in Jacobsstaf 104).
Jeanne wordt gerekend tot de patroonheiligen van Frankrijk samen met Dionysius van Parijs, Martinus van Tours, de heilige Lodewijk en Theresia van Lisieux. Verder is zij patrones van de steden Orléans en Rouen, van soldaten, van vrouwen in nood, van radio en telegrafie (vanwege de stemmen die ze hoorde). ■
(dit artikel van mijn hand is ook gepubliceerd in “Jacobsstaf” nr. 105 van maart 2015, een uitgave van het Nederlands Genootschap van Sint Jacob; de foto’s zijn door mij gemaakt)