Waar ligt jouw grens?

Toen ik enkele jaren geleden in Lourdes was, werd ik getroffen door de rust en de kalmte binnen het heiligdom. Je zag daar geen kramen met souvenirs, kaarsen of beeldjes van Maria of de paus. Op dat immense plein was alleen plaats voor God en de mensen, voor pelgrims en bedevaartgangers. Er heerste een bijzondere sfeer en ik werd geraakt door het feit, dat alle aandacht uitging naar gehandicapten en zieken, jong en oud. Alles en iedereen was erop gericht hen zo goed mogelijk te begeleiden en te verzorgen.

Hoe anders is het beeld dat het evangelie ons vandaag laat zien. Het plein lijkt meer op de straten zoals buiten het heiligdom Lourdes. Een eindeloze rij eettentjes en winkels vol handel en commercie. Het lijkt meer op een marktplein dan een tempelplein. We zien en horen ook een andere Jezus dan we gewend zijn. De man die doorgaans niet van z’n stuk te brengen is, is boos, en niet zo’n beetje ook. Hij gaat tekeer, Hij is woedend. Op de heiligste plaats van het joodse geloof en leven, de tempel van Jeruzalem, veegt Hij met geweld en geschreeuw de handelaren en geldwisselaars van het plein.

Van dit soort woede schrikken we. Zo laat je je niet tegenover anderen gaan. Toch is woede niet alleen maar negatief. Het zegt ook dat je diep geraakt bent. Als je je goed kwaad kunt maken over iets, wordt ook duidelijk waar je hartstocht ligt. Wel beschouwd kun je beter van doen hebben met boze mensen dan met mensen, die geen emoties tonen en schijnbaar nergens koud of warm van worden. Want van die kille regeltjesmakers weet je niet waar ze staan.

Jezus’ woede heeft ermee te maken dat Hij in de tempel niet veel terugziet van waar het in de tien woorden om gaat: namelijk mensen bevrijden! In de tempel van Jeruzalem, hét centrale heiligdom van de joden, met zijn stenen tafelen van de tien woorden, zou gevierd, geleerd en geleefd dienen te worden, dat de Levende een God van bevrijding is: “Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij heeft bevrijd”.

Hij wilde zijn volk van slaven tot vrije mensen maken. Hij zette het op weg naar een nieuwe toekomst, naar het beloofde land, een land van vrede en gerechtigheid, waarin de onderdrukten worden bevrijd, de kleinen groot gemaakt.

En om zijn mensen de richting te wijzen naar die toekomst vol belofte gaf Hij hen tien richtingwijzers mee. Ze helpen ons mensen de weg mét en ván God te gaan. Zoals een automobilist in het donker op de weg zich laat leiden door reflecterende paaltjes en strepen langs de weg, zo zal het goed leven zijn hier in onze wereld met elkaar en met God, als we die tien woorden werkelijk ter harte nemen.

Helaas verwerden in de loop der tijd de tien woorden tot tien geboden. Door wetgeleerden werd er van alles bijgemaakt: allerlei interpretaties, voorschriften en regeltjes. Zo versteenden de oorspronkelijke leefregels, dat wil zeggen: ze werden zonder hart, zonder bezieling -dode wetten. Veel ouderen herinneren zich dat nog wel van de godsdienstles en de catechismus, waarin de dwang van de tien geboden werd benadrukt: Gij zult niet… Het was bijna: Niets mag, en wat mag, moet! Met daarbij het beeld van God als een soort boekhouder, die van iedereen een lijstje met overtredingen bijhoudt.

Een klein voorbeeld: Eer uw vader en uw moeder. Het woord “eren” werd in de traditie snel ingevuld als gehoorzamen. En dat gehoorzamen werd dan tot het uiterste doorgevoerd: te allen tijd móest en zóu je allereerst gehoorzaamheid betonen aan je ouders -zelfs als jou als kind onrecht werd aangedaan. Hoeveel mensen zijn hierdoor in hun jeugd voor altijd beschadigd geraakt? “Eer je vader en je moeder”, wil eigenlijk zeggen: vergeet niet van wie je het leven hebt gekregen. Je ouders maken dat je in een lijn van familie en traditie staat. Je ouders geven het leven aan je door, want zij ontvingen je uit Gods hand. Ik hoor doopouders dan ook vaak spreken over hun kind als een gave, een geschenk.

Zoals de tien woorden tot dode wetten werden, zo raakte het geloof van Gods volk ook versteend, zoals de tempel van Jeruzalem laat zien. God werd als het ware opgesloten in een gebouw, de tempel. Een gebouw beweegt niet, is niet flexibel. Mensen maken er hun eigen koninkrijkje van en daarmee timmeren ze God ook als het ware dicht – maken hun eigen beeld van hem. Misschien mogen we daar ook in onze tijd wel eens over denken en ons advragen: Zijn onze kerkgebouwen een middel voor onze geloofspraktijk of zijn zij een doel op zich geworden?

De tempel in Jeruzalem was een monument van versteende vroomheid geworden. Wat zich rondom die tempel afspeelde, had niets meer te maken met de kern van het verbond; het was een levenloze cultus vol uiterlijk vertoon geworden, waarin wetgeleerden en priesters de dienst uitmaakten. Rondom de eredienst was een levendige handel ontstaan in offerdieren, die de gelovigen ter plekke konden aanschaffen.

Jezus’ woedende optreden tegen de handelaren op het tempelplein was een protest tegen deze praktijken, waarmee Gods naam werd misbruikt om gewone mensen uit te buiten en klein te maken. In de eredienst gaat het er niet om dat je vooral alles volgens de juiste regeltjes doet; God wil geen offers van ons, maar vraagt naar ons hart. Met welk hart, met welk intentie vier je hier zijn verbond met Hem?

Wat stelt het voor als je hier op zondag brood deelt met elkaar, maar door de week niet deelt van wat je hebt aan geld en goed? Wat stelt je inzet voor een prachtig onderhouden kerkgebouw voor, als je buiten deze deuren anderen steeds de maat neemt en veroordeelt om hun doen en laten? Wat voor zin heeft je bijdrage aan de Vastenaktie of een missionair doel, als je in je dagelijks leven niet tot een sobere en duurzame levensstijl probeert te komen?

Wij allen worden uitgedaagd in het voetspoor van Jezus levende bouwstenen te zijn van een gemeenschap van mensen, die samen wereld en mensen van dienst willen zijn. Echte eredienst is dan ook geen zaak van monumentale gebouwen of van het vieren volgens vastgelegde regeltjes. Eredienst is een zaak van hoofd en hart en handen. en gebeurt daar waar mensen in de geest van de tien woorden zorg dragen voor elkaars geluk. Waar zij er samen de schouders onder zetten en zorgen dat er recht wordt gedaan aan mensen. Als wij woorden van bevrijding hand in hand laten gaan met daden van barmhartigheid, dan bouwen we samen aan een plaats waar God wonen kan.

Moge het zo zijn!

Preek bij Ex,20,1-17 en Joh.2,13-25 op 11 en 12 maart 2012 

                                   Met dank aan Marianne van Tricht

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.